ARTERIEPUNCTIE
Bij een arteriepunctie wordt de hoeveelheid zuurstof, koolzuur en zuurgraad in het bloed gemeten.
Door middel van zorgvuldig voelen wordt de plaats van de polsslagader bepaald. De slagader wordt aangeprikt met een zeer dun naaldje. Er wordt ongeveer 1 ml. bloed afgenomen. Na het prikken wordt er een drukverband aangelegd om er voor te zorgen dat het gaatje in de slagader weer dicht gaat. U kunt na afloop nog enige tijd wat pijn van de prik houden.
Meer informatie vindt u in de patiëntenfolder ‘arteriepunctie’ [longgeneeskunde].